top of page

 ASBESTZIEKTEN

Asbestose en bilaterale diffuse pleuraverdikkingen

 

Asbestose is een diffuse interstitiële longfibrose die nauwelijks te onderscheiden is van een idiopathische longfibrose, met echter een tragere klinische en longfunctionele evolutie. De ziekte uit zich door dyspnoe bij inspanning of zelfs bij rust, maar met weinig opstoten, in tegenstelling tot de idiopathische longfibrose.

​

Longfunctieonderzoek toont een vermindering van de totale longcapaciteit en/of een vermindering van de diffusiecapaciteit. Asbest veroorzaakt geen chronisch obstructief longlijden. Bij minimale vormen van asbestose zijn er niet altijd longfunctiestoornissen aanwezig.

​

Op de hoge-resolutie-CT-scan van de thorax ziet men een diffuse infiltratieve pathologie, overwegend in de posterieure en inferieure delen, in de vorm van tractiebronchiëctasieën of een ‘honingraatbeeld’.

​

Als de klinische evolutie, de medische beeldvorming en het longfunctieonderzoek compatibel zijn met een asbestose en niet op een andere diagnose wijzen, moet nog het bewijs worden geleverd van een blootstelling van ten minste 25 vezeljaren.

​

Asbestose treedt enkel op bij personen met een hoge blootstelling aan asbest, die zonder uitzondering van beroepsoorsprong is. Zulke blootstellingen zijn in België nagenoeg verdwenen sinds het midden van de jaren ’80, toen er strikte blootstellingsnormen werden opgelegd ter bescherming van de werknemers. Het effect daarvan heeft zich geuit in de gestage afname van het aantal nieuwe gevallen van asbestose, die dan ook nog eens veel minder ernstig waren. De laatste jaren worden er nauwelijks nog nieuwe gevallen gemeld.

​

Asbestose is (of was) in ons land een typische beroepsziekte. Er zijn geen gevallen bekend van asbestose als gevolg van een omgevingsblootstelling.

​

Diffuse pleuraverdikkingen worden gevormd door fibrose van de viscerale pleura en zijn niet specifiek voor een asbestblootstelling, zeker niet wanneer ze unilateraal zijn. Ze kunnen ook het gevolg zijn van bijvoorbeeld een infectie of een hemothorax. Diffuse pleuraverdikkingen zijn zichtbaar op een CT-scan van de thorax. Ze gaan vaak gepaard met afwijkingen van het aangrenzende longweefsel: ronde atelectasen en ‘kraaienpootbeelden’. Diffuse pleuraverdikkingen en in het bijzonder uitgebreide ronde atelectasen kunnen een matig restrictieve longfunctiestoornis teweegbrengen, voldoende om recht te geven op vergoeding.

​

Voor de volledigheid moeten hier ook de pleurale plaques worden vermeld: verdikkingen en verkalkingen van de pariëtale pleura, die frequent worden aangetroffen bij personen blootgesteld aan asbest, maar die vrijwel nooit klachten veroorzaken. Mensen met pleurale plaques hebben niet méér kans op het ontwikkelen van andere asbestziekten dan personen zonder pleurale plaques met dezelfde asbestblootstelling. Pleurale plaques worden vaak toevallig ontdekt, ter gelegenheid van een radiografisch onderzoek, bijvoorbeeld wegens klachten die het gevolg zijn van een andere longaandoening. De aandoening komt noch in het Asbestfonds, noch in de beroepsziekteverzekering in aanmerking voor vergoeding: ze staat niet in de lijst van vergoedbare aandoeningen van het Asbestfonds en ze geeft geen aanleiding tot een vergoedbare schade in het kader van de beroepsziekteverzekering.
 

​

Mesothelioom

​

Het mesothelioom is een primaire maligne epitheliale, sarcomateuze of gemengde tumor van de pleura, het peritoneum of het pericard. De diagnose steunt essentieel op de histologie en op immunohistochemische technieken. Gezien de moeilijkheidsgraad van de diagnose vraagt Fedris altijd een controle van het anatoompathologisch materiaal door de Mesothelioomcommissie, een panel van negen anatoompathologen - voornamelijk afkomstig uit universitaire ziekenhuizen - dat maandelijks samenkomt. Om die reden wordt het anatoompathologisch materiaal altijd opgevraagd.

​

Als de histologische diagnose ontbreekt, kan de diagnose uitzonderlijk worden aanvaard op basis van het cytologisch onderzoek van het pleuravocht of op basis van een suggestief radiologisch beeld en een suggestieve klinische evolutie. Soms kan een autopsie nuttig zijn. Fedris zal dit onderzoek echter niet uit eigen beweging laten uitvoeren.

​

In geïndustrialiseerde landen kan in ongeveer 80 % van de mesothelioomgevallen een duidelijke – meestal professionele – blootstelling aan asbest worden aangetoond. Typisch is de lange tijd (tot 40 jaar en meer) die kan verstrijken tussen het begin van de blootstelling en het verschijnen van de ziekte. Een minimale termijn van tien jaar wordt echter vereist om de aandoening aan de blootstelling te kunnen toeschrijven. Andere goed gedocumenteerde, maar veel zeldzamere oorzaken zijn: andere minerale vezels (o.a. erioniet), hoge dosissen ioniserende stralen en chronische serosa-ontstekingen. In families met een BAP1-genmutatie is de incidentie verhoogd. In een aantal gevallen van mesothelioom kan echter geen enkele oorzaak of risicofactor worden aangewezen.

​

Mesothelioom wordt geregeld aangetroffen bij mensen die niet door hun beroep, maar in de thuisomgeving aan asbest werden blootgesteld. Zo werden gevallen gemeld bij echtgenotes van werklieden die met hun bestofte werkkledij uit de asbestfabriek naar huis kwamen. Ook bij mensen die in de onmiddellijke nabijheid van een asbestverwerkend bedrijf woonden, deden er zich gevallen voor, of bij doe-het-zelvers die asbestmateriaal in hun woning hadden aangebracht. Gezien de lange periode die kan verstrijken tussen de blootstelling aan asbest en het verschijnen van de ziekte, kunnen zulke gevallen ook vandaag nog aan de oppervlakte komen.
 

Longkanker

​

Longkanker (bronchuscarcinoom) komt in de algemene bevolking aanzienlijk frequenter voor dan mesothelioom, maar het verband met asbestblootstelling is veel minder sterk. De toename van het risico op longkanker wordt geschat op 0,5 - 4 % per vezeljaar. Met toepassing van de bovengrens van dit bereik (het worstcasescenario) wordt aangenomen dat een cumulatieve blootstelling van 25 vezeljaren het risico op longkanker verdubbelt (Asbestos, asbestosis, and cancer: the Helsinki criteria for diagnosis and attribution. Scand J Work Environ Health 1997;23:311-6). Dit is dus meer dan waarschijnlijk een overschatting van het werkelijke risico.

​

De risicotoename door het roken en door asbest is multiplicatief : als asbest het risico met een factor 2 verhoogt en het roken van sigaretten het risico met een factor 20 doet toenemen, dan zal het relatieve risico ingevolge beide blootstellingen samen 40 bedragen. Hoewel het roken van sigaretten in veel grotere mate bijdraagt tot het risico op longkanker dan de blootstelling aan asbest, worden rokers in het Asbestfonds en in de beroepsziekteverzekering op dezelfde voet behandeld als niet-rokers.

​

Er bestaan geen klinische, radiologische of histologische kenmerken op grond waarvan men een longkanker veroorzaakt door asbest van een andere longkanker kan onderscheiden. De diagnose moet echter vaststaan, wat betekent dat in principe een anatoompathologisch bewijs noodzakelijk is.

Net zoals voor asbestose wordt een cumulatieve asbestblootstelling geëist van ten minste 25 vezeljaren. Ook hier wil dat zeggen dat het in de praktijk vooral over blootstellingen in arbeidsomstandigheden van voor het midden van de jaren 1980 zal gaan.
 

​

Larynxkanker


Het statistisch verband tussen blootstelling aan asbest en het ontstaan van larynxkanker is minder sterk dan voor longkanker. Andere bekende risicofactoren, belangrijker dan blootstelling aan asbest, zijn roken en alcoholgebruik. Nochtans zal ook een larynxkanker voor vergoeding in aanmerking komen als de getroffene een blootstelling van ten minste 25 vezeljaren kan aantonen, ongeacht de blootstelling aan andere risicofactoren.

 

Larynxkanker brengt in een vroeg stadium klachten teweeg: aanhoudende heesheid, stemveranderingen, een gevoel van een krop in de keel, keelpijn, hoesten. De aandoening kan bij laryngoscopisch onderzoek worden vastgesteld. Bevestiging van de diagnose vereist anatoompathologisch onderzoek van het biopt.

​

Eierstokkanker

​

Eierstokkanker veroorzaakt door asbest is een relatief zeldzame aandoening: er zijn ongeveer 700 gevallen per jaar in België, de gemiddelde leeftijd van de diagnose zijnde 65 jaar. De incidentie van eierstokkanker in België vertoont een progressief dalende tendens sinds een twintigtal jaren.


De meerderheid van de eierstokkankers zijn epitheeltumoren (adenocarcinoom).


Eierstokkanker is in een vroege fase vaak asymptomatisch. De symptomen verschijnen later, maar kunnen ook niet specifiek zijn (verlies van eetlust en gewichtsverlies).


Eierstokkanker wordt in het algemeen behandeld door chirurgische ingreep en chemotherapie.


Het principe van het oorzakelijk verband tussen de blootstelling aan asbest en het optreden van eierstokkanker lijkt goed vastgelegd in de medisch-wetenschappelijke literatuur. 


In ons land gaat het vooral om vrouwen die in de jaren '70 in fabrieken werkten waar touw en textiel van asbestvezels (onontvlambare kleding) werden vervaardigd.


Het risico op dit soort kanker is namelijk alleen bewezen voor sterk blootgestelde groepen; in de epidemiologische literatuur steunt het begrip van aanzienlijke blootstelling voornamelijk op de duur ervan. Een minimumduur van blootstelling - opdat deze als aanzienlijk beschouwt kan worden - kan geraamd worden op 10 jaar (voltijds). Een lijst van arbeidsvoorwaarden en beroepen met een significante asbestblootstelling werd opgesteld en is hernomen in de Fedris criteria voor eierstokkanker veroorzaakt door asbest. 


De aanwezigheid van asbestvezels in het tumorweefsel komt niet in aanmerking als geldig criterium voor de erkenning van eierstokkanker als beroepsziekte.

bottom of page